Louise MacNeice

Ik ben geen fan van het werk van Louis MacNeice, niet omdat ik het niet goed vind maar omdat ik er te weinig van heb gelezen. Ik kwam dit gedicht in een bloemlezing tegen en het sprak me meteen aan. Ik denk dat veel mensen die zich graag intellectueel of cultureel interesseren voor dingen in plaats van met de meute mee te blaten, wel begrijpen waar hij het over heeft.

Louis MacNeice: Vaarwel nu, Plato en Hegel

 

Nu alles is zoals we zeiden toen we de klassiekers lazen,

zou ik blij moeten zijn

dat ik ze op Marlborough en Merton heb gelezen,

want niet iedereen hier heeft

het privilege gekend om een taal te leren

die al behoorlijk dood is,

om in gedachten een speelgoeddoos met uitmuntende marmeren

frasen rond te rijden.

We schreven composities in het Grieks, wat een les

in de logica was en een goede oefening voor de hersenen;

We marcheerden links en rechts naar de blauwe potloodstok van de veldmaarschalk,

we kleedden ons volgens de norm en schreven de zin opnieuw uit.

We leerden dat een heer nooit zijn accenten verkeerd plaatst,

dat niemand weet hoe ze moeten praten, en nog minder hoe ze moeten schrijven

in het Engels wanneer ze niet op de thee zijn geweest bij de overgrootouders van de Engelse taal,

dat de knaap in het kamp van de Modernen eigenlijk maar een parasiet is,

maar dat de klassieke student uiterst zorgvuldig is grootgebracht, zijn onderricht in de zinsbouw

is ook een les in het denken

en zelfs in de moraal; als hij in de rechtszaal of de legerkazerne staat

zal hij steevast datgene doen wat er gedaan moet worden.

En bovendien moest kennis geprezen worden om wat zij is:

Oxford heeft de schoorsteenmantel volgestouwd met goden–

Scaliger, Heinsius, Dindorf, Bentley en Wilamowitz–

terwijl wij leerden eerbiedwaardig te knielen om de Methoden te Eren.

En ze onderwezen ons filosofie, logica en metafysica,

het Negatieve Oordeel en het Ding an Sich,

en elke denker was zo sterk als Napoleon

en zo geslepen als Metternich.

En het was echt erg aantrekkelijk om over tafels te praten

en je af te vragen of de tafel er ook echt was.

En om een oud raadsel te ontkurken

en de paradoxen te zien bruisen.

En het gaf ons zelfvertrouwen te denken dat niets

onder de zon was wat het op het eerste gezicht leek te zijn,

dat het feitelijke niet werkelijk was en het werkelijke niet hetzelfde was als wij

en dat alleen het Ene van belang was.

En ze zeiden: ‘Jan met de pet is zo naïef, hij kan

door de bomen nooit het bos waarnemen;

hij denkt dat hij weet dat hij iets ziet, maar hij kan niet

uitleggen hoe hij datgene kent wat hij denkt dat hij ziet.’

En O ik hield toch zo veel van het Waarneembare Universele,

ik had nooit gedacht dat ik hun

het tegenovergestelde zou vertellen,

dat zij door de bomen het bos niet zien.

Maar zolang het duurde, had dat zeker zijn genoegens

en ik kreeg mijn bul uitgereikt

samen met het label een intelligent persoon te zijn met verstand van cultuur,

want altijd als er twee of drie intelligente

personen met verstand van cultuur bij elkaar komen,

waar dan ook, voor een gesprek

schrijven ze definities uit op onzichtbare schoolborden

met niet-bestaand krijt.

Maar zulke gewijde gelegenheden

zijn tegenwoordig relatief zeldzaam;

er is altijd wel een vrouw, een baas, een schuldeiser of een klant

die de atmosfeer verpest.

Altijd de barbaren, altijd het leven in het algemeen,

mensen in drommen op straat

en het constante en toch irrelevante probleem

om genoeg te eten te hebben,

blaas daarom op de bugel voor de metafysica,

laat de zuivere geest terugkeren naar de Zuivere Geest;

ik moet tevreden zijn met mijn verblijf in de wereld der Verschijningen

en zit enkel op de verschijning van mijn achterste.

Als je wilt beweren dat mijn opleiding zinloos is geweest

dan haast ik mij te zeggen

dat ik, nu ik ooit naar de Oxford Universiteit ben geweest,

nooit meer helemaal

iemand zal geloven, en dat heeft natuurlijk ook zijn waarde

in een wereld als de onze;

waarom zou je een tuin water geven

als hij vol met papieren bloemen staat?

O de Persvrijheid, de Uitslag laat op de avond,

het drab van morgen;

je hoort je port niet achterover te gooien, maar omdat het geen

port is, gooi ik hem achterover als ik dat wil,

het is waarschijnlijker dat ik alleen de kleur ervan zal bewonderen

en hem daarna door de gootsteen zal spoelen

want ik noem een advertentie nog geen verklaring

of elk drankje een medicijn.

Vaarwel nu, Plato en Hegel,

de winkel gaat sluiten;

Engeland heeft geen filosofenkoningen nodig.

 

Vertaling (c) Joris Lenstra

Â