Hart Crane
Dankzij zijn debuutbundel ‘White Buildings’ (1926) werd Hart Crane geroemd als veelbelovend dichter. Volgens sommigen was hij zelfs de beste dichter van zijn generatie. Hij wilde die belofte inlossen en zichzelf definitief op de kaart zetten als literaire grootheid á la Walt Whitman en Emily Dickinson met zijn epische bundel ‘The Bridge’ (1932).
Hart Crane: Aan de Brooklyn Bridge
Â
Hoeveel ochtenden, kil vanaf zijn kabbelende rustplek
zullen de meeuwenvleugels dompelen en hem rondwentelen,
witte kringen van tumult afwerpend, hoog boven
het geketende water van de baai Vrijheid opbouwend—
Hart Crane: Ochtend in de Haven
Â
Nadrukkelijk in je slaap - stemmen van eb en vloed -
ze komen je halverwege tegemoet terwijl je luistert in jouw droom,
die trage, vermoeide tonen, door mist geïsoleerde klanken:
Hart Crane: Atlantis
Â
Door de kabels van staaldraden, het buigende pad
omhoog, dat van koers verandert met het licht, de vlucht van snaren,—
valt het fluisterende geraas soms weg door de strakgetrokken mijlen